"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Vraag- en uitroeptekens bij uitzendwerk

Met hun studie naar de arbeidskwaliteit van uitzendwerk plaatsen HIVA – KU Leuven-onderzoekers Maarten Hermans en Karolien Lenaerts een aantal vraag- en uitroeptekens bij uitzendwerk. Hun studie, zo klinkt het, is ook een waarschuwing voor wie een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt bepleit.

“Er zijn zaken die we zagen aankomen, zoals de relatief hoge mate van onvrijwilligheid. Dat vindt onderzoek al 20, 30 jaar, al blijft het wel opvallend hoe hoog die mate van onvrijwilligheid wel niet is. Tegelijk blijft men daar vrij licht overheen gaan: men stelt uitzendarbeid voor als een vrijblijvende opstap naar beter, terwijl opnieuw blijkt dat onvrijwillige motieven veel belangrijker zijn”, steekt Maarten Hermans, senior onderzoeker bij HIVA – KU Leuven, van wal.

Hij wil wel meteen duidelijk zijn over de reikwijdte van de studie. Die is gebaseerd op een bevraging bij meer dan 6.000 mensen die voor langere tijd rekenen op hun werk als uitzendkracht voor hun inkomen. Zijn dus níet bevraagd: jobstudenten, mensen die zeer occasioneel uitzendwerk doen, of mensen voor wie zo’n opdracht snel uitmondde in een vast contract. “Dat is dus een belangrijke nuance: we doen geen uitspraken over uitzendwerk tout court.”

De studie kwam er in samenwerking met het ACV, al benadrukt Hermans dat ook dat niet afdoet aan de resultaten. “We zijn er gerust in dat het voor deze vragen geen probleem is dat we alleen ACV-vakbondsleden hebben bevraagd: 60 à 70% van de uitzendkrachten is nu eenmaal gesyndikeerd. De resultaten voor de onderzoeksvragen in het rapport zouden niet substantieel anders zijn mochten we die 30% niet-vakbondsleden ook hebben bevraagd.”

Onvrijwillig

Maar terug naar de resultaten, zoals de bevinding dat uitzendwerk sterk gedreven is door dwingende motivatiegronden: mensen die lange tijd uitzendwerk doen, doen dat omdat het beter is dan geen werk, omdat ze hopen op een vast contract, of ervaring willen opdoen. De ‘positieve’ redenen om voor uitzendwerk te kiezen – het is combineerbaar met gezin en hobby, het geeft meer vrijheid en verplicht niet tot een verbintenis met een organisatie… –  bengelen duidelijk achteraan.

“We zien bijvoorbeeld ook dat in gemeenten met een hogere werkloosheid meer mensen uitzendjobs met slechtere voorwaarden moeten aanvaarden. Dat illustreert opnieuw die onvrijwilligheid”, duidt Maarten Hermans. “We weten bovendien uit ander onderzoek dat hoe langer je erin zit en hoe groter de onvrijwilligheid, hoe groter de impact op je welzijn, welbevinden…”

Lagere arbeidskwaliteit

Zo komen we bij de tweede belangrijke conclusie: de arbeidskwaliteit ligt bij uitzendwerk lager dan bij vast werk. Arbeidskwaliteit wordt hier, zoals ook elders in de wetenschappelijke literatuur, gedefinieerd aan de hand van de vier A’s: arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen. “Je kan arbeidskwaliteit namelijk niet in één cijfer gieten, en werknemers zelf maken ook afwegingen: een hoger loon kan misschien een lagere autonomie compenseren”, klinkt het niet onlogisch.

Maarten Hermans vervolgt: “Doorheen die vier dimensies liggen indicatoren van arbeidskwaliteit systematisch lager voor uitzendkrachten, zeker voor uitzendkrachten met een zwakkere socio-economische positie. Vanuit ander onderzoek verwachten we dan ook dat als je lang in dit soort jobs blijft werken, zeker als het onvrijwillig is, dat negatieve gevolgen heeft voor zowel je welzijn als voor je inkomensontwikkeling, als voor andere uitkomsten zoals precariteit en jobkansen op de arbeidsmarkt.”

Cumulatieve processen

Een bijzondere bezorgdheid van Maarten Hermans is dat het onderzoek erop wijst dat uitzendwerk de cumulatieve processen van ongelijkheid en arbeidsmarktdualisering versterkt. “Je ziet dat mensen die al in een zwakkere socio-economische positie zitten, minder kansen hebben om vooruit te gaan, minder kansen op opleiding, op een vast contract…”, legt hij uit.  “Mensen die al in een precaire situatie zitten, moeten kiezen voor de (slechtere) uitzendjobs, terwijl mensen in een sterkere positie kunnen kiezen voor de iets betere jobs en zo wél genieten van de voordelen van uitzendwerk of sneller de sprong maken naar andere contractvormen. Zoals nu in coronatijden: men vindt geen mensen om het werk te doen en belt dan naar mensen met de vraag om in te springen. Ik vermoed dat degenen die dat aannemen dat niet 100% vrijwillig doen, maar vanuit financiële motieven.”

De discussie over uitzendwerk is al tientallen jaren aan de gang, en Maarten Hermans geeft aan dat de sociale partners in België er in slagen “de scherpe kantjes eraf vijlen”. Tegelijk, stelt hij, toont het onderzoek aan dat we er nog niet zijn en dat kleine correcties hun beperkingen hebben. “Die cumulatieve processen van ongelijkheid dwingen ons om anders naar arbeid kijken. Nu is het vaak individueel, terwijl de mechanismen op de arbeidsmarkt structureel zijn, maar ook cumulatief. Als je in een bepaalde situatie zit, worden nadelen of voordelen opgestapeld.”

Ziet hij deze studie ook als een waarschuwing naar mensen die luidop denken aan nog meer flexibiliteit, zoals nuluurcontracten? “Je hebt het pleidooi dat een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt nodig is, in het belang van de mensen die nu geen job hebben – ‘want een job is beter dan geen job’. Ik geloof daar niet in. We zien keer op keer dat zelfs als verdere deregulering meer jobs zou opleveren, het juist gaat over jobs die éxtra nood hebben aan collectieve mechanismen zoals vakbonden, cao’s en sectorakkoorden. We moeten vermijden dat er een groep ontstaat die noodgedwongen of onvrijwillig in die bedenkelijke jobs zit, én nog eens de mechanismen ontbeert om daar iets aan te doen. Dus ja, dit is een stevige waarschuwing tegenover een verdere flexibilisering: als zelfs in uitzendwerk, dat toch al tamelijk gereguleerd is, deze mechanismen van ongelijkheid nog spelen, dan kan je toch niet denken dat verder dereguleren dé uitweg is.”

Freelance journalist. Doet van horen, zien en schrijven over o.a. HR en de arbeidsmarkt. Bekijk alle berichten van Timothy Vermeir