Stijn Broecke (OESO): “Bijkomende bescherming nodig”
Stijn Broecke, die als senior economist bij de OESO werkt aan het project ‘The future of work’, wees ons er al op dat het aantal zelfstandigen gemiddeld gezien daalt, al hangt het voor individuele landen af van het (fiscaal) beleid en de toestand op de arbeidsmarkt. Maar er is nog een andere vaststelling: het aantal schijnzelfstandigen neemt toe, net zoals het aantal kwetsbare zelfstandigen. Ja, dat is zorgwekkend, maar wat kunnen we er aan doen?
De veranderingen op de arbeidsmarkt zorgen ervoor dat de relatie tussen werkers en ondernemingen aan het veranderen is. Bij de OESO zijn ze alert voor de mogelijk negatieve gevolgen voor individuen. Zo merkt de organisatie op dat nieuwe vormen van werk niet altijd passen binnen het regelgevend kader, waardoor er mazen in het net ontstaan, maar ook dat er toenemend bewijs is dat de machtsrelatie tussen de twee uit balans geraakt, met werkenden die aan het kortste eind trekken.
Grijze zone
Een eerste belangrijke probleem op het terrein is schijnzelfstandigheid: ondernemingen die hun relatie met werkenden bewust verkeerd classificeren om bijdragen te ontwijken en risico’s af te wimpelen. De OESO zegt klaar en duidelijk dat overheden dat moeten bestrijden, onder andere door de regels te verduidelijken en aan te passen zodat ze makkelijker toepasbaar zijn in de nieuwe realiteit, maar ook door op te treden op het terrein.
Maar, zegt Stijn Broecke, er ontstaat ook een uitdaging als het gaat om zelfstandigen die in een grijze zone zitten. “Het gaat over mensen die misschien wel echte zelfstandigen zijn, maar minstens een paar karakteristieken gemeen hebben met werknemers”, verduidelijkt hij.
“Er moet vanuit het beleid toch iets gebeuren om die mensen een betere bescherming te bieden op de arbeidsmarkt”, vindt Stijn Broecke. “Dat wil niet zeggen álle zelfstandigen, maar de kwetsbare groep. Om een voorbeeld te geven: er zijn heel wat zelfstandigen die afhangen van één klant voor het merendeel van hun inkomen. Die zijn kwetsbaar, want als hun inkomen van de ene op de andere dag verdwijnt, hebben ze niets meer.”
Geen nieuw statuut
En zo komt de discussie over de verschillende statuten op tafel, en de vraag of er een apart statuut moet zijn voor ‘economisch afhankelijke zelfstandigen’. Stijn Broecke denkt niet dat er zo’n ‘tussenstatuut’ moet komen, want, zo zegt hij: “Het bestaat al. Die mensen bestaan al. Er zijn mensen die gewoon moeilijk te classificeren zijn: die hebben altijd bestaan, en die zullen altijd bestaan. Het probleem is dat zij in de meeste landen vaak geen recht hebben op sociale en andere beschermingen in de arbeidsmarkt. Dat is volgens ons een probleem, want veel van die mensen zijn kwetsbaar.”
Een aparte groep definiëren, is moeilijk. Immers, ofwel neem je een ruime, vage definitie, maar dan is er al snel een overlap met andere groepen, en gaan mensen en organisaties weer grijpen naar wat voor hen het meest voordelig is. Werk je met strikte voorwaarden, dan vallen er opnieuw mensen uit de boot.
Bijkomende bescherming
In plaats van een statuut te creëren, pleit de expert ervoor om een betere bescherming te bieden. “In Engeland en Spanje krijgen die mensen heel veel rechten, in andere landen is dat veel minder. In Portugal heeft dat bijvoorbeeld alleen te maken met werkloosheidsuitkeringen, in Zweden en Duitsland gaat het erover dat ze collectieve arbeidsovereenkomsten mogen sluiten”, illustreert hij enkele mogelijkheden.
Behalve rechten en bescherming voor alle (economisch afhankelijke) zelfstandigen, is er een andere mogelijkheid om specifiek voor een bepaalde sector afspraken te maken. Ook dat gebeurde al in bepaalde landen, zoals Nederland en Frankrijk.
Monopsonie
De problematiek van kwetsbare zelfstandigen is ook soms gelinkt aan het probleem van monopsonie, een situatie waarbij er maar één koper is, of erg weinig kopers zijn. In dit geval: de situatie waarbij de zelfstandigen weinig of geen mogelijkheden hebben om hun diensten aan een andere klant aan te bieden.
“Men beseft meer en meer dat arbeidsmarkten zeer geconcentreerd zijn, wat wil zeggen dat arbeiders, werknemers, en ook zelfstandigen vaak weinig of geen andere opties hebben dan de werkgever die ze nu hebben. Het gevolg daarvan is dat ze ook heel weinig bargaining power hebben, dat hun onderhandelingspositie erg slecht is, en ze dus vaak ook minder betaald worden en in slechtere arbeidscondities moeten werken.”
Samen voorwaarden stellen
Een situatie van monopsonie is voor Stijn Broecke een bijkomende reden om bescherming te bieden aan sommige zelfstandigen, bijvoorbeeld voor die sectoren waar het probleem extra prangend is. “Dat is in het verleden ook al gebeurd met journalisten, of mensen die in die sector werken. In sommige landen zijn er al impliciet of expliciet overeenkomsten over hoeveel die mensen zouden moeten betaald worden.”
Wat op zijn beurt weer discussies op gang brengt, want is er geen mededingingsrecht, is het niet verboden om prijsafspraken te maken? “De OESO-positie daarover is dat die mensen kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt, die zijn zelfstandig, maar niet helemaal, of ze zitten in een situatie van monopsonie, dus eigenlijk zouden die wel recht moeten hebben om samen hun voorwaarden te stellen over hoeveel ze betaald zouden moeten worden. Anders zitten ze in een situatie van onderbetaling, een soort uitbuiting.”
Dergelijke markten zijn ook niet efficiënt, voegt hij tot slot nog toe. “En dus zou de overheid, zoals ze dat doet wanneer er een monopolie is, ook in het geval van monopsonie tussenbeide moeten komen.”