"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

België heeft nood aan meer arbeidsdiversiteit

Meer atypische arbeid en toch minder armoede: door naar Nederland te kijken kunnen we heel wat waardevolle lessen leren over onze eigen Belgische arbeidsmarkt.

Op uitnodiging van Itinera liet Ive Marx (Universiteit Antwerpen) zijn licht schijnen over Krachtlijnen voor meer werk én minder armoede – op de website van Itinera leest u overigens de volledige paper. Beginnen doet hij bij de vaststelling dat het Belgisch arbeidsstelsel sterk achterop loopt op ontwikkelingen die al decennia gaande zijn in andere landen. “Er zijn weinig landen waar zulke sterke disfuncties en paradoxen zijn als hier”, vertelt hij het publiek in Bozar. Samengevat: er zijn té weinig mensen aan het werk. We scoren slecht ten opzichte van de andere Europese landen als het gaat over de tewerkstelling van 65-plussers, allochtonen, kortgeschoolden, en hebben – op Tsjechië na – de hoogste vacaturegraad in Europa.

Vergelijk met Nederland

Ive Marx vergelijkt België graag met Nederland, een land dat 40 jaar geleden erg gelijkaardige cijfers had als wij op dat moment. “Het is moeilijk te overdrijven hoe groot het verschil vandaag is”, klinkt het. “Als we dezelfde werkzaamheidsgraad zouden halen in België als in Nederland, dan waren er zeker 700.000 Belgen meer aan de slag. Daarbij zit het grote verschil niet bij de hooggeschoolden, maar een beetje bij de middengeschoolden en vooral bij de korter geschoolde mensen. De tewerkstellingsgraad in die groep verschilt enorm.”

Er zijn meerdere oorzaken die dat verschil mee verklaren. De arbeidsprikkels zijn in Nederland anders – transparanter – dan in België, bijvoorbeeld. En terwijl België zijn uitgaven vooral richt op de werkgevers, investeert men in Nederland vooral in de werknemers. “Maar hét grote verschil is  hoe de arbeidsmarkt wordt ingericht”, duidt hij aan. “Nederland heeft de arbeidsdiversiteit omarmd.”

Arbeidsmarktdiversiteit

Hij haalt er de grafieken bij om zijn punt te staven: Nederland kent veel meer deeltijds werk, kent meer tijdelijke contracten, meer interimwerk, meer weekendwerk, meer zondagarbeid, meer nachtarbeid… Aan de onderkant van de arbeidsmarkt zie je in Nederland ook veel mensen met een relatief laag betaalde baan. Dat zijn, volgens de OESO-definitie, jobs die meer betalen dan minimumloon, maar minder dan 66% van de mediaan. België, daarentegen, kent heel weinig van die jobs, het minst van heel Europa. Ive Marx wijst op het bewuste beleid bij onze noorderburen om de laagste cao-lonen dichter bij de minimumlonen te brengen.

Maar Nederland heeft ook veel meer zelfstandigen, in het bijzonder de ZZP’ers – zelfstandigen zonder personeel. Dat is een segment dat heel sterk is gegroeid, met in 2018 bijna 1,1 miljoen ZZP’ers. Maar ook al zijn de meesten onder hen tevreden met hun status, de regeling met betrekking tot de sociale zekerheid voor die groep, is niet optimaal. Ive Marx citeert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid wanneer hij schrijft dat de flexibiliteit op bepaalde vlakken is doorgeslagen.

En toch minder armoede

Meer relatief laag betaalde banen, ZZP’ers met suboptimale sociale bescherming, meer atypisch werk… En toch is de armoede bij lagergeschoolden in België dubbel zo hoog als in Nederland. Dat is straf, zegt Ive Marx, opnieuw geruggensteund door de grafieken die we van een socioloog mogen verwachten. De kloof is zelfs nog groter als je kijkt naar wat de mensen kunnen doen met hun inkomen, zegt hij.

De verklaring ligt volgens hem onder meer in het feit dat Nederland een combinatiemodel heeft in dubbele zin. Vaak zijn het jongeren of mensen die in een gezin wonen met andere kostwinners die atypisch werk hebben: het is dus een tweede inkomen, naast een andere. Maar ook: in Nederland zijn er meer gezinnen die een uitkering en arbeidsinkomen combineren. Daarnaast genieten zowel werkenden als niet-werkenden in Nederland een betere minimum inkomensondersteuning.

Lessen leren

Uit alle gegevens en analyses puurt Ive Marx een aantal lessen, krachtlijnen die richting kunnen geven aan de veranderingen die in ons land nog moeten gebeuren.

  1. Stuur het actief arbeidsmarktbeleid bij op basis van grondig en onafhankelijk studiewerk. Daarbij wijst hij op het succes in andere landen om vooral te focussen op de werkzoekende of werknemer, in plaats van op de werkgever.
  2. Maak werk aantrekkelijker, bijvoorbeeld door te werken aan de werkprikkels in de werkloosheidsuitkering, de langdurige arbeidsongeschiktheid en het leefloon. Maak werk lonender, zonder te vergeten dat een uitkering in de eerste plaats dient om mensen een adequate inkomensbescherming te bieden.
  3. Creëer meer openheid ten aanzien van diverse vormen van arbeid. Het kostwinnerstijdperk is voorgoed voorbij, en daar moeten we onze systemen aan aanpassen.
  4. Een betere minimumbescherming van werkenden én mensen die niet werken.
  5. Openheid van geest. “Bovenal hoop ik dat iedereen de loopgravenposities eens durft te verlaten.”
Freelance journalist. Doet van horen, zien en schrijven over o.a. HR en de arbeidsmarkt. Bekijk alle berichten van Timothy Vermeir